Pagina's

vrijdag 14 februari 2014

De Turingtest en Poëzie


In 2012 publiceerde ik in de bundel Terzinen drie gedichten over de Turingtest c.q. de Turingmachine en poëzie. Voorafgaand daaraan had ik wel eens een lezing gehouden in Perdu over het feit dat we met de beschikbare software-algoritmen de computer gedichten kunnen laten schrijven die we niet meer kunnen onderscheiden van gedichten door de mens geschreven. Wil jij jezelf testen of het al zover is? Doe dan deze test en laat me even weten of je ze alle 10 goed had.

Turing II 
Een menselijke lezer krijgt steeds
twee gedichten aangeboden. Het
ene is geschreven door een dichter, 
het andere door een computer.
De mens moet vaststellen welke van
de twee teksten van de dichter is. 
Als een lezer niet consistent kan
zeggen wat poëzie is en wat
niet, doorstaat de machine de test. 
uit: Terzinen, p. 45, Uitgeverij De Contrabas, Utrecht, 2012 
Overigens, als u de hele serie Turinggedichten wilt lezen, of alle terzinen, de bundel is hier te koop.

zondag 9 februari 2014

Turing Gedichtenwedstrijd - Slot

Bijgaand gedicht haalde de Top 100. Alle gedichten in de top 100 (of 1000?) krijgen een korte omschrijving/beoordeling van de voorjury. Daar hebben ze dit keer best wel werk van gemaakt. Oordeel zelf.

Woonboot 
We zaten op de woonboot van Jolanda.
Er kwam een man langs in een kano.
Hij legde aan en klauterde aan boord.
We lieten hem de boot zien en sloten
de deur van het vooronder. 
We klommen in de kano en
maakten een tocht van een dag of vijf.
Toen we terugkwamen was hij overleden.
We tilden hem in de kano en duwden af. 
Dat was trouwens best nog wel een klus.

Beoordeling:
In hele korte, rechttoe rechtaan zinnen wordt een licht absurde situatie beschrijven. Bijna autistisch wordt er slechts geregistreerd, nergens wordt een emotie of ervaring duidelijk. Er is een 'wij' die bij Jolanda in de woonboot zit, er kwam een man langs (die in ieder geval niet bij de verteller bekend is) die vervolgens wordt opgesloten. Het wordt echter geen opsluiten genoemd, simpelweg wordt de deur gesloten. In het midden blijft dus of het met bedachte rade is. In strofe twee wordt het vermoeden dat het wel met opzet is bevestigd, de groep lijkt niet echt op te kijken van het feit dat de man overleden is na vijf dagen opgesloten te hebben gezeten. Toch is totaal onduidelijk waarom de man opgesloten zou moeten worden. De handeling die volgt is compleet van gevoel gespeend, volledig praktisch: we leggen hem weer in de kano en duwen af. Het zwart-komische dat al in het gedicht zit wordt subliem uitgewerkt in de laatste regel, daar zien we toch iets van menselijkheid, maar het is allerminst de menselijkheid die we verwachten. Als er een dergelijke dichterlijke traditie was dan zou dit gedicht passen in de traditie van de Coen-Brothers.