Pagina's

zondag 26 augustus 2012

Experimenteel

In de afgelopen periode is weer de discussie gevoerd rond poëzie en de bijvoeglijke naamwoorden experimenteel, (on)herkenbaar, (on)toegankelijk en (on)begrijpelijk. Ik zeg ‘weer’ want dit is een discussie die al ‘eeuwen’ met een zekere regelmaat opbloeit. De bijvoeglijke naamwoorden kunnen anders zijn afhankelijk van het tijdsgewricht, zo komen academisch,  relevant, maatschappelijk betrokken ook voor, maar dat is niet heel wezenlijk voor het fenomeen. Het wederkeren doet vermoeden dat de discussie geen bevredigend slot gekregen heeft tot nu toe. Dat klopt en dat is trouwens helemaal niet erg, tenminste dat vind ik, want elke keer dat de discussie gevoerd wordt, hebben deelnemers, actief of passief, de kans hun wereldbeeld over poëzie aan te scherpen. Pure winst lijkt me voor iedereen.

Dit keer startte de cyclus met een artikel van stadsgenoot Ingmar Heytze (alhier te lezen). Ingmar pleit in dit toegankelijke stuk voor herkenbare poëzie en eindigt met een rij dichtersnamen waarvan hij hoopt dat ze de komende jaren de VSB-poëzieprijs zullen winnen als het aan hem ligt. De namen zijn van dichters met herkenbare poëzie. De discussie volgde verder via diverse media het bekende patroon: er komen reacties, aanscherpingen van diverse kanten van de definities met voorbeelden gevolgd door het onvermijdelijke: in de verzameling van alle gedichten c.q. dichters zit altijd wel een geval dat de definities ondermijnt. En dan dooft de discussie voor een tijdje.

Aangezien het artikel kort voor de uitreiking van de VSB-poëzieprijs verscheen, was het uitkijken naar wie er dit jaar zou winnen. Uit de hooghe hoed van de jury kwam de naam Jan Lauwereyns tevoorschijn met de bundel Hemelsblauw. Op verschillende fora werd hiervan bericht gedaan met de term experimenteel in de (sub)titel (zie bijvoorbeeld hier). Leuk, dacht ik, experimenteel. Voor mij een reden, ik zal het niet ontkennen, om naar de boekhandel te lopen en de bundel aan te schaffen en te lezen.

Ik zal het maar meteen eerlijk bekennen, ik was nogal teleurgesteld. Niet zozeer dat de poëzie niet prijzenswaardig is, maar experimenteel? De bundel bestaat uit verschillende onderdelen die, vind ik, niet per se veel met elkaar te maken. Er zijn toegankelijke, begrijpelijke delen en er zijn delen die wat lastiger zijn om in één keer makkelijk te lezen. Het lastige bestaat uit verstoorde grammatica, vooral bestaand uit weglatingen en tekstverplaatsingen over de pagina(‘s) heen. Recensenten gebruiken dan vaak terminologie als ‘de grammatica kapot maken om een nieuwe te creëren’. Maar goed, het zijn experimenten die ik qua datering de jaren zestig, zeventig van de vorige eeuw mee zou willen geven. Voor wat dat betreft niet echt boeiend en ik had weer eens aan den lijve het relatieve van begrippen als experimenteel ondervonden.

Dit overdacht ik bij mij zelven, op een miezerige morgen, toen ik op bezoek ging bij mijn neef van drieëntwintig, HBO opgeleid. Ik vertelde hem van de komst van mijn nieuwe bundel Terzinen die binnenkort verschijnt bij uitgeverij De Contrabas. Ik legde hem uit de dat de bundel experimentele poëzie zou bevatten dit in tegenstelling tot mijn vorige bundel. Hij liet mij ‘bouche bée’ achter met zijn antwoord: “Ik vind alle poëzie experimenteel en onbegrijpelijk”.

©2012, Nanne Nauta