Pagina's

zondag 27 november 2016

De fluit en de wilg

Op 26 november 2011 had de titel van dit stukje kunnen zijn: scheidsrechter blaast laatste adem uit in fluit. Op die dag zeeg ik ineen op het voetbalveld met een hartstilstand. Ik had keurig twee seconden ervoor de wedstrijd stilgelegd omdat ik me niet lekker voelde worden. Het voetbalveld is een goede plek om een hartstilstand te krijgen. Er zijn altijd wel mensen die je kunnen reanimeren en 112 bellen. Ik werd, kortom, gereanimeerd en overgebracht naar het ziekenhuis. Voor mijn omgeving bleef het nog even spannend, ik werd pas na ruim drie dagen wakker uit een coma. Ondertussen was vastgesteld dat de kransslagaders volledig verstopt waren. Een bypass-operatie volgde. Drie maanden later stond ik weer een voetbalwedstrijd te fluiten.

Vijf jaren verder, waarvan twee schrikkel, viel 26 november exact op ‘dezelfde’ zaterdag. Dit feit, deze dag, had ik al anderhalf jaar in het vizier. Ik had met mezelf de afspraak gemaakt dat ik in ieder geval tot en met deze dag zou blijven fluiten.
Ook deze dag floot ik dus een wedstrijd en wel mijn laatste wedstrijd, weet ik nu, als clubscheidsrechter voor Sporting ’70. En daar wil ik nog wel iets over kwijt. Omdat het feit dat ik stop me aan het hart gaat.

Het gaat me dan om het fenomeen clubscheidsrechter. In die rol fluit je als vrijwilliger wedstrijden waarvoor de KNVB geen scheidsrechter beschikbaar stelt of kan stellen. Je bent daarmee per definitie een thuisfluiter. En daar ontstaat iets merkwaardigs. Als je als clubscheids namelijk partijdig fluit, dan krijg je ruzie met de tegenstanders en loopt met een zekere regelmaat een wedstrijd uit de hand. We lezen het bijna wekelijks in de krant. Als je je best doet, zoals ik dat altijd geprobeerd heb, om onpartijdig te fluiten, wat op zich de bedoeling is, dan krijg je merkwaardig genoeg te maken met het feit dat een deel van de thuisclub zich tegen je gaat keren. Ik geef toe, het is niet het beste deel van de club dat zich tegen je keert. Met het bestuur van Sporting, het wedstrijdsecretariaat, de andere scheidsrechters en ook met de meeste coaches, teambegeleiders en spelers (v/m) ontstaat er geen probleem. Maar er is ook een deel dat je verkettert. Die je verwijten dat je niet partijdig fluit. Het zijn de ouders langs de kant die je verrot schelden (die ouders die zelf nooit vlaggen of fluiten). Het zijn de spelers/speelsters die je voor alles en nog wat uitmaken, en het probleem er mee is dat het iets is dat zich opbouwt en aan je gaat vreten. Niet de eerste keer, niet het eerste jaar, niet het tweede jaar maar er komt een moment dat het cumulatief zo ver is gekomen dat je breekt. Verstandige mensen stoppen (lang) voordat dat moment aanbreekt. Domme mensen zoals ik blijven fluiten tot ze er bij neer vallen.

Eind vorig seizoen had ik al het gevoel dat het genoeg geweest was. Maar ja, het genoemde lustrum lonkte en ik dacht, misschien valt het wel mee. Dat viel het dus niet. Ondanks het feit dat ik dit seizoen alle wedstrijden goed heb gefloten, ging het twee weken geleden dus helemaal fout. Niet mijn fluiten op zich. Ik floot een goede wedstrijd. Onpartijdig. Het was ook nog een categorie A wedstrijd. Voor de niet-kenners: dat zijn wedstrijden waarvoor normaal een KNVB-scheids wordt aangesteld. Maar net als veel clubs kampen zij met een tekort. De wedstrijd was spannend, het stond 2-2, en zo’n 5 minuten voor tijd gaf ik een strafschop aan de tegenstanders van Sporting. Gewoon een 100% overtreding in het strafschopgebied, dus wat kan je gebeuren. De penalty werd benut en daarna brak de hel los. De dames (het was een vrouwen-wedstrijd) waren boos, vonden dat ik geen respect verdiende en na het eindsignaal gaven zowel de coach als ook de teambegeleider mij te kennen mij nooit meer te willen hebben als scheidsrechter. Misschien nog wel naarder was dat na de wedstrijd, ik blijf na afloop altijd wel even hangen om naar een andere wedstrijd kijken, geen enkele speelster met mij wilde praten of zelfs maar oogcontact wilde hebben. Ik werd kortom doodgezwegen en doodgekeken. Niet gewenst zijn is altijd al naar, maar als je al eens dood geweest bent nog net iets meer. Dat heb ik al eens proberen te verwoorden.

Ik heb de rest van dat weekend geen goed weekend gehad. Ik heb een groot deel op de bank huilbuiend doorgebracht. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn, je vrije tijd geven voor mensen die je niet willen zien en daar zo veel narigheid van hebben. Ik stop dus met fluiten bij Sporting. Wellicht een paar maanden te laat. Ik vind het vervelend voor de mensen van het bestuur en de anderen die goed bezig zijn. Het is een probleem waar misschien alle clubs en de KNVB mee worstelen. Alle clubscheidsen, denk ik,  lopen uiteindelijk tegen dit dilemma aan: verketterd worden door de thuisclub of mishandeld door de tegenstander. In ieder geval:

je stopt.